Boek als brug?
20 Feb, 2017
Door: Toine de Graaf
‘Tussen de reguliere en de alternatieve gezondheidszorg gaapt een kloof’, begint oud-apotheker dr. Gert Schuitemaker het voorwoord van mijn boek ‘De kracht van de alternatieven’. In zijn visie gaat het om een ‘diep ravijn’. Als je dat van de positieve kant bekijkt, kun je zeggen: dat is beter dan een brede kloof, want die is moeilijker te overbruggen dan een diepe.
Het lastige is wel: het is geen fysieke kloof. Het gaat niet om een plek waar we naartoe kunnen wandelen, om eens rustig polshoogte te nemen. De kloof huist in onze hoofden. Daarom zijn ook geen staalconstructies nodig en beton, maar andere dingen. Zoals argumenten en nieuwe gezichtspunten. In mijn boek probeer ik hieraan een steentje bij te dragen.
Nu het af is, ben ik opgelucht en voldaan. Er is iets van mijn schouders gevallen. Maar de tevredenheid gaat verder dan die van een werkman die zijn taak heeft volbracht. Het zit dieper. Hoe is dat te verklaren? Ik ben geen arts of therapeut, maar slechts een professionele ‘buitenstaander’ ofwel freelancejournalist. Die hele kloof is feitelijk mijn zaak niet. Ben ik te betrokken geraakt bij mijn onderwerp? Dat zou kunnen.
‘Van sommige hoofdstukken schreef ik al in het vorige decennium een eerste versie.’
Toen het boek op het punt van verschijnen stond, vroeg iemand in het voorbijgaan: ‘Waarom heb je het eigenlijk geschreven?’
Ik zei plompverloren: ‘Omdat het begon te jeuken.’ Behalve quasi-lollig, was dat een eerlijk antwoord. Ik liep al langer met het idee rond. Van sommige hoofdstukken schreef ik al in het vorige decennium een eerste versie. Maar vorig jaar begon het pas goed te borrelen en ging ik echt aan de slag. Dat borrelen veranderde afgelopen zomer in jeuk door de publiciteit rond de Nederlandse sterfgevallen in het Duitse Bracht, vijftien jaar na de dood van actrice en borstkankerpatiënt Sylvia Millecam. In de media herkende ik weer de reflexen uit 2001. Ik dacht: daar gáán we weer. Vanaf dat moment evolueerde het schrijfproces tot een aangenaam ‘krabben’. En toen het klaar was, was de jeuk verdwenen – heerlijk.
Ik geef toe: dit klinkt naar een iets te nauwe betrokkenheid voor een journalist. Maar hoe gek is dat eigenlijk? Wie een vorm van ‘alternatieve’ geneeskunde bedrijft, moet zich regelmatig verdedigen tegenover de buitenwereld. Wie schrijft over alternatieve geneeskunde, moet dat eveneens. En ik schrijf hier al bijna twintig jaar over. Geleidelijk aan ben ik me een beetje ‘deel’ gaan voelen van het alternatieve circuit. In 1997 leverde ik mijn eerste artikel aan ‘Reflexzone’, een blad voor voetreflexzonetherapeuten. Van dat vakblad bleek het een kleine sprong naar het publiekstijdschrift ‘GezondheidsNieuws’ (inmiddels gezondNU), dat ‘als het ook natuurlijk kan’ als ondertitel voerde. Via ‘GezondheidsNieuws’ kwam ik weer in beeld bij ‘ORTHO’, het oudste vakblad over de orthomoleculaire geneeskunde. Zo breidde mijn ‘klantenbestand’ zich geleidelijk uit. En ja: op een dag ging ik ook schrijven voor ‘Vakblad voor de Natuurgeneeskundige’.
‘… een hulpmiddel dat complementaire artsen en therapeuten kunnen gebruiken als ze vragen krijgen van (potentiële) cliënten…’
Door de jaren heen heb ik vele complementaire artsen en therapeuten bezocht en geïnterviewd. Zonder hun medewerking had ik nooit kunnen schrijven wat ik heb geschreven. En dat geldt zeker voor dit boek, dat zwaar leunt op de inzet van anderen. Ook daarom ben ik blij dat het af is: al hun moeite is niet voor niets geweest. Er ligt nu een hulpmiddel dat complementaire artsen en therapeuten kunnen gebruiken als ze vragen krijgen van (potentiële) cliënten, of vanaf de andere kant van de kloof. Hopelijk helpt dit boek om het gesprek te voeren en de noodzakelijke brug te slaan.
www.dekrachtvandealternatieven.nl