Het (bio)veld begrijpen
14 Jun, 2022
Door Karlien Bongers
De interventies van complementaire en Integrative Medicine (CIM)-zorgverleners komen voort uit een grote diversiteit aan achterliggende gezondheidssystemen met ieder eigen achterliggende theoretisch kaders zoals de Traditionele Chinese geneeskunde, de natuurgeneeskunde of ayurveda. Sommige CIM-zorgverleners werken bij hun diagnostiek en behandeling bewust met vibraties, oftewel met energie, zoals bij bioresonantie of bij Therapeutic Touch (TT). Andere CIM-zorgverleners maken er wel gebruik van maar erkennen de energetische component niet als zodanig. Bijvoorbeeld omdat ze zich niet realiseren dat ook medicijnen, supplementen en voeding een trillingscomponent hebben of dat we elkaar beïnvloeden via bijvoorbeeld onze hartcoherentie.1
Om het scala aan reguliere en CIM-interventies voor wetenschappelijk onderzoek overzichtelijk te houden, onderscheidt het National Center for Complementary and Integrative Health (NCCIH) vier categorieën interventies: biomechanische (bijvoorbeeld operatie en massage), biochemische (bijvoorbeeld medicatie en supplementen), leefstijl (bijvoorbeeld voeding en beweging) en ‘mind-body’-interventies. Deze laatste categorie heette vroeger bio-energetische interventies en is een vergaarbak van interventies die met elkaar gemeen hebben dat ze ‘iets’ met energie doen2 waarbij sommigen expliciet gebruikmaken van het zogenaamde bioveld voor diagnostiek en/of behandeling. Dit energetisch veld wordt gevormd door elektromagnetische golven (gevormd door elektrisch geladen deeltjes in beweging), biofotonen (door cellen uitgestraald ultrazwak licht) en kwantuminteracties (met begrippen als onderlinge verwevenheid en coherentie en de voor de uitkomst bepalende rol van de observator). Omdat theoretisch het bioveld alle levende organismen omhult en doordringt, hebben veranderingen in dit bioveld invloed op bijvoorbeeld biochemische, neurologische en cellulaire processen van een individueel organisme.3 Omdat het bioveld van levende organismen onderdeel is van het grote energetische veld van het gehele universum, hebben veranderingen ergens in de kosmos – zoals er bijvoorbeeld bij een zonnestorm een plasmawolk van elektrisch geladen deeltjes (protonen en elektronen) de ruimte in wordt geslingerd (Coronal Mass Ejection) – invloed op ieder individu.
Hoewel er door topwetenschappers onderzoek wordt gedaan naar dit (bio)veld4 is het (nog) niet aangetoond. Dit nu nog hypothetische energetische veld, vergelijkbaar met ether, wordt het (Brout-Englert-)Higgsveld genoemd en moet volgens de wetenschappers werkelijk bestaan om het zogenaamde standaardmodel van de deeltjesfysica kloppend te maken. Bijvoorbeeld omdat massa alleen kan ontstaan door interacties met het Higgsveld. Bij het zogenaamde Atlasexperiment van de Conseil Européen pour la Recherche Nucléaire (Europese Raad voor Kernonderzoek, CERN) werd in 2012 wel al het volgens de theorie bestaande maar nog ontbrekende deeltje gevonden, het zogenaamde higgsdeeltje. Omdat het essentieel is om nieuwe materie te vormen wordt het ook wel het Godsdeeltje genoemd.
Lees het gehele artikel vanaf pagina 10 in het VNIG 4/22.
Wilt u het gehele artikel als PDF bestand ontvangen? Bestel het dan hier voor € 3,50.
Bronvermelding:
1. Bongers KM. Luisteren met je hart. Vakblad Natuurlijke en Integrale Gezondheidszorg. 2021;1:20-23
2. Bongers KM. Energetische geneeswijzen: wie bepaalt wat werkt. Vakblad Natuurlijke en Integrale Gezondheidszorg. 2018;5:58-59
3. Bongers KM. Bio-Energetische therapie: de moeite van het onderzoeken waard. Vakblad Natuurlijke en Integrale Gezondheidszorg. 2017;6:60-61
4. Heide van der N. Het bioveld in beeld. Vakblad Natuurlijke en Integrale Gezondheidszorg. 2021;6:10-15
5. Viehweger R. (2018). Understanding the Universe through Global Scaling: looking at the world with fresh eyes.
6. Müller H. et al. Physics of Numbers as Model of Telepathic Entanglement. Progress in Physics. 2021;17:116-123
7. Heide van der N. Groei en herstel volgens de systeembenadering. Vakblad Natuurlijke en Integrale Gezondheidszorg. 2022;1:21-25