Voeding en basissuppletie bij de overgang
20 Apr, 2020
Door Vera van Randwijck
Overgangsconsulente Leen Steyaert begon haar werkzame leven als verpleegkundige en werkte daarna in een artsenpraktijk voor integrale geneeskunde. Vervolgens oriënteerde ze zich verder op voeding en volgde meerdere opleidingen, zowel vanuit de westerse als de Chinese invalshoek. Zo bouwde ze brede kennis op van de problematiek waar veel vrouwen in de overgang mee te maken krijgen. Haar boek ‘Stralend door de menopauze’ werd en wordt enthousiast ontvangen door vrouwen in deze levensfase. Wat kan Leen ons vertellen over een basisvoedings- en suppletieadvies dat iedere therapeut zou kunnen meegeven aan cliënten met overgangsklachten?
Voeding hoeft niet per se je vak te zijn om er als therapeut wat basisadvies over te kunnen geven aan cliënten die last hebben van de meest voorkomende overgangsklachten. Enige algemene kennis helpt daarbij. Leen: ‘Een van de belangrijkste oorzaken van overgangsproblemen is een te sterk schommelende suikerspiegel. Een verhoogde glucosespiegel na veel suikers te hebben gegeten, zorgt voor een insulinepiek die maakt dat alle glucose heel snel uit het bloed verdwijnt. Het gevolg is dan juist een verlaagde glucosespiegel, ofwel hypoglycemie (een ‘hypo’) en dat kan zich uiten in verschillende klachten. De combinatie van een disbalans in de geslachtshormonen tijdens de overgang en een schommelende insulinespiegel verergert al bestaande klachten. Daarbij kun je denken aan klachten als plotseling onredelijk boos worden of een kort lontje hebben. Sommige vrouwen worden latent depressief, oftewel een ‘beetje down’ en ervaren geen plezier meer in het leven. Ook klachten als gebrek aan concentratie en focus kunnen erdoor verergeren. Er ontstaat vaak een grote drang naar zoet eten – waarmee het lichaam aangeeft dat het energie nodig heeft – maar koolhydraten eten is dan juist niet de oplossing. De typische middagdip is ook een direct gevolg van hypoglycemie. Net als soms last hebben van een flauwte, of een kort moment van niet opletten. Dit kan zelfs gevaarlijke vormen aannemen in het verkeer.’