Tussen eind en begin
13 Dec, 2011
Door: Hans Zwetsloot en Lydia Kimman
Als een mens wordt geboren, is die vervuld met elan. Deze stroom van natuurlijke levenskracht hapert of stokt zodra de ouder(s) en/of het kind de geboorte als een traumatiserende gebeurtenis ervaren. Uitgaande van de gedachte, dat een mens primair een spiritueel wezen is en het lichaam een expressie van de ziel, heeft deze hapering een wezenlijke betekenis. Daarnaast vraagt het ook om ‘onthaperen’, zodat het elan weer vrij kan stromen en het leven zich mentaal, emotioneel, lichamelijk en spiritueel volledig kan ontvouwen.
Dankzij de ontwikkeling van onderzoeksmethoden zoals video en echoscopie is vanaf de tachtiger jaren de kennis van de embryo, foetus en baby als mens enorm toegenomen. Ook het registreren van ontspanning en stress via registratie van de hartslagfrequentie, door intra-uteriene vruchtwater- en bloedchemiebepalingen hebben hieraan bijgedragen.
Zo weten we inmiddels dat de a terme baby (37 tot 42 weken) bij de geboorte geheel op zijn ‘nieuwe’ leven is voorbereid. Al tijdens het prenatale leven worden naast de diverse organen ook de zintuigen in een vroeg stadium ontwikkeld en geoefend. Taal, melodie en gevoel zijn daarmee aan zijn lichamelijke ontwikkeling verbonden. Al die verschillende prikkels worden in het prille geheugen opgeslagen en maakt communicatie mogelijk. Alleen de visus functioneert nog minimaal. Pas na de geboorte leert een baby om te focussen, vandaar dat een boreling geregeld scheel kan kijken. Op het moment van de geboorte is er sprake van een compleet ‘mensje’, een ‘bio-psycho-sociaalspiritueel’ wezentje met een compleet MELS-beleven, een Mentaal, Emotioneel, Lichamelijk en Spiritueel ervaren is.