Bio-energetische therapie: de moeite van het onderzoeken waard
17 Oct, 2017
Door: Karlien Bongers
Met de geur van Palo Santo lig ik thuis met gesloten ogen op een matje. Ook al weet ik niet hoe, uit eigen ervaring tijdens mijn opleiding tot Pampamesayoq, ook wel Incasjamaan genoemd, weet ik wel dat helen op afstand effect kan hebben. Het lijkt op de beginjaren van Integrative Medicine: de wetenschappelijke onderbouwing van interventies waar mensen baat bij hadden, was op z’n hoogst beperkt en werkingsmechanismen waren slechts theoretisch. Net zoals in de beginjaren van onze reguliere geneeskunde? Zolang ik geen schade toebreng mag ik pionieren en onderzoeken.
Voor iedere vorm van behandeling geldt hetzelfde toetsingskader. De vraag dient te worden beantwoord of een behandeling veilig en effectief is ongeacht welke soort therapie het betreft. Het National Center for Complementary and Integrative Health (NIH) onderscheidt behandelingen die gezondheid bevorderen niet in regulier of complementair, maar in vier soorten interventies. Zo vallen bijvoorbeeld operaties en craniosacraaltherapie beiden binnen de categorie biomechanische interventies. Medicatie en kruiden zijn voorbeelden van biochemische interventies en voeding en beweging vallen onder de leefstijlinterventies. De vierde categorie, bio-energetische interventies, is een brede verzameling therapieën zoals acupunctuur, Therapeutic Touch (TT), Emotional Freedom Techniques (EFT) en ’spiritual healing’.
Om de laatstgenoemde categorie geschikt te maken voor wetenschappelijk onderzoek wordt getracht subcategorieën te definiëren. In deze subcategorieën maken sommige therapieën deel uit van een groter behandelingssysteem zoals acupunctuur een onderdeel is van de Traditionele Chinese Geneeskunde (TCM) en ‘soul-retrieval’ een onderdeel van het sjamanisme. Alleen wordt acupunctuur ook toegepast buiten het kader van TCM en zijn het gebruik van kristallen zowel onderdeel van bijvoorbeeld de natuur- als de Tibetaanse geneeskunde. En hoewel het sjamanisme voor een buitenstaander wellicht een duidelijke categorie vormt, is het gedachtengoed van het sjamanisme van bijvoorbeeld de Indianen van Noord-Amerika geheel anders dan dat van de Q’ero’s uit Peru. Om echt te weten of een specifieke therapie wel of niet klinisch effectief is zou het onderzoek zich moeten richten op die specifieke interventie.