Bezien vanuit de evolutie: (pre)diabetes
17 Oct, 2017
Door: Toine de Graaf
De opmars van diabetes type 2 lijkt onstuitbaar. Op dit moment telt ons land ongeveer één miljoen mensen met diabetes, van wie 90 procent type 2 heeft. Vooral leefstijl is een oorzakelijke factor. De beste remedie is dan ook verbetering van die leefstijl: anders eten en meer bewegen. Toch is deze aanpak nog (lang) geen gemeengoed in de gezondheidszorg. De argumenten voor leefstijlverandering zijn echter ijzersterk. Oók vanuit evolutionair oogpunt, zoals internist-endocrinoloog prof. dr. Hanno Pijl uitlegde tijdens de nascholingsdag van de Academy for Integrative Medicine (AIM) afgelopen mei in Soesterberg.
Hoever moeten we teruggaan in de tijd om de ‘epidemie’ van diabetes type 2 beter te kunnen begrijpen? Volgens prof. dr. Hanno Pijl zo’n vier miljoen jaar, toen de voorloper van de mens nog huisde in Oostelijk-Afrika. In bosrijk gebied leefde hij van fruit, planten en noten. Ofwel complexe koolhydraten. Insuline speelde destijds al een belangrijke rol: dankzij dit hormoon kon glucose als glycogeen worden opgeslagen in spieren en lever. Dit was handig voor de overleving in periodes met minder voedselaanbod.
Maar daarna veranderden de leefomstandigheden: het werd kouder en droger. Zo’n drie miljoen jaar terug werd Oostelijk-Afrika minder bosrijk en er ontstonden drogere graslanden. De voorloper van de mens werd, door de veranderde omstandigheden, gedwongen te verhuizen naar de waterkant en zijn menu aan te passen. Het aandeel fruit, noten en planten nam af tot zo’n 50 procent van het menu. De andere helft van het voedselpakket bestond uit vlees en vis, waardoor de eiwit- en vetinname sterk toenam. Dat had tot gevolg dat onze hersenen gingen groeien. Vooral vis bevat meervoudig onverzadigde vetzuren, belangrijk voor de opbouw van het brein.
Echter: hersenen verbranden veel energie. En grote hersenen al helemaal. Bovendien draaien ze vooral op één brandstof: glucose. Deze stof werd dus belangrijker. We werden daarom wat minder gevoelig voor insuline, zodat genoeg glucose naar de hersenen kon gaan in plaats van te worden opgeslagen als glycogeen. Nu verbranden onze hersenen zo’n 25 procent van de energie; bij een chimpansee is dat slechts 8 procent.