Vertrekkend VBAG-voorzitter roept op tot samenwerken
20 Apr, 2021
Door Ria Teeuw
Een beroepsveld met goed opgeleide zorgprofessionals waar je niet omheen kunt. Met recht zou je tegenwoordig de complementaire zorg zo kunnen aanduiden. Het gaat om een ontwikkeling die Huub Koning (61) niet alleen zag gebeuren, maar waaraan hij zelf substantieel heeft bijgedragen. Tot eind vorig jaar maakte hij deel uit van de redactieraad van het Vakblad en was hij sectorcoördinator van RBCZ. Maar zijn belangrijkste functie was het voorzitterschap van de VBAG. Eind april neemt hij ook daarvan afscheid. Voordat hij dat doet, heeft hij nog een aantal adviezen voor het gehele complementaire veld.
Eén daarvan is dat alle partijen hechter moeten gaan samenwerken. Naar zijn idee is dat cruciaal om in de samenleving de positie in te nemen die het beroep verdient. ‘Meer gezamenlijk optreden vanuit gezamenlijk belang’, zegt hij met enige nadruk. Eigenlijk roept hij het al jaren, hij heeft zijn mening daarover nooit onder stoelen of banken geschoven. En ook zelf heeft hij in het verleden het nodige ondernomen om krachtenbundeling tot stand te brengen. Zo speelde hij in het afgelopen decennium meermalen een rol bij verschillende samenwerkingsverbanden, zoals Integraal Natuurlijk en een fusiepoging van drie beroepsverenigingen. Zijn teleurstelling was elke keer groot als de processen ten slotte tot stilstand kwamen. Hij licht toe: ‘Hoewel praktisch iedereen in het werkveld het erover eens is dat samenwerken hard nodig is, bleek steeds opnieuw dat sommigen toch het liefst hun eigen ‘eilandje’ met de vermeende eigen cultuur in stand wilden houden. Of de uitwerking van de plannen werd afgeblazen omdat het protest van de achterban te groot was.’
Uiteindelijk brak het moment aan dat hij besloot zijn pogingen tot samenwerken los te laten. Wel hoopt hij dat nu anderen het stokje zullen overnemen: ‘Het is tijd voor een nieuwe lichting met een nieuwe focus en een nieuwe aanpak om volgende stappen te gaan zetten.’
Afgezien van de genoemde frustraties, gaf het werk voor het complementaire veld hem vooral veel energie. ‘Dat komt omdat ik resultaatgericht ben en heel gedreven kan zijn als ik iets wil bereiken. Toen ik als voorzitter begon, viel er veel te doen binnen de VBAG en in het hele werkveld. Er waren volop mogelijkheden om de complementaire zorg goed op de kaart te zetten en daar ben ik met hart en ziel mee bezig geweest. Na al die vergeefse pogingen om met elkaar de krachten te bundelen, brokkelde mijn motivatie wel stukje bij beetje af. Ik kreeg mede daardoor steeds sterker het gevoel dat ik had gedaan wat ik moest doen, maar dat inmiddels de tijd was aangebroken om andere activiteiten te gaan ontplooien.’
Onder zijn leiding groeide de beroepsvereniging in de afgelopen jaren uit tot een professionele, bekwame organisatie. Ook het werkveld veranderde: ‘De complementaire zorg heeft een wettelijke status gekregen door de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg, de Wkkgz. In de jaren die daaraan voorafgingen, zijn enorm veel puntjes op de i gezet bij zaken als scholing, zowel beroepsopleidingen als bij- en nascholing. Denk aan de medische en psychosociale basiskennis die werden aangescherpt volgens de PLATO-voorwaarden. We begonnen serieuzer werk te maken van visitatie en intervisie. Op allerlei vlakken werd het professioneler. Dat gold ook voor de beroepshouding van therapeuten, dus het niet-vakinhoudelijke deel van hun praktijk. Dat maakt nu vaak onderdeel uit van de lesstof van beroepsopleidingen. De instituten ontwikkelden steeds betere hbo-opleidingen waarin alle elementen voor de zorgprofessional bijeenkomen.’
Wel ziet hij binnen de complementaire zorg een aandachtsveld waar nog veel werk te verzetten is: de consument actief benaderen als doelgroep. Huub: ‘RBCZ heeft twee jaar geleden een meer consumentgerichte koers ingeslagen. Ook de VBAG heeft de eerste stappen gezet om de vereniging meer marktgericht te gaan positioneren. Het is hard nodig als we minder of liefst niet meer afhankelijk van zorgverzekeraars willen zijn. Vroeger kwam de consument eigenlijk als doelgroep niet aan de orde. Ons beroepsveld was vooral op de zorgverzekeraars gericht. Ik ben voorstander van een krachtige PR-campagne gericht op de consument. En dat vanuit het gehele beroepsveld. Verder hoop ik dat dit of volgend jaar RBCZ met de KAB samengaat en dat zij zich naar buiten gaan profileren als de brancheorganisatie van complementaire zorg waarbij hun register ook hét complementaire register wordt. Dat de overheid gaat inzien dat dit register goed aansluit op de Wkkgz en dat het de maatstaf voor zorgverzekeraars wordt. Daarnaast zou het goed zijn voor de branche als we lobbyisten binnen de Tweede Kamer zouden aanstellen. Want daar associëren ze volgens mij complementaire geneeswijzen nog altijd met geitenwollen sokken. Hetzelfde geldt voor zorgverzekeraars. Hun inkopers voor complementaire zorg weten weinig af van wat er in ons werkgebied gebeurt en dat maakt onze branche een ondergeschoven kindje. Wat helpt, is zorgen dat ze goede objectieve informatie krijgen, dat ze weten dat we alles goed geregeld hebben en ze daarop kunnen vertrouwen.’
Een ander toekomstbeeld gaat over de integrale gezondheidszorg. Hij denkt dat die over pakweg tien jaar een vaste plek heeft veroverd in de medische wereld. Huub: ‘Bijvoorbeeld dat het dan een normale zaak is geworden om die zorg aan te bieden in reguliere ziekenhuizen. Ook zie ik integrale gezondheidscentra voor me waarin huisartsen, fysiotherapeuten, diëtisten, psychologen en complementaire zorgverleners zij aan zij werken. En dat er nog maar één brancheorganisatie is die staat voor het complementaire werkveld, met één register. Het lijken me realistische en haalbare perspectieven.’
Waar volgens hem nog wel wat aan valt te verbeteren, is hoe sommige therapeuten zich naar buiten toe presenteren. Niet allemaal stellen ze zich op als de zorgprofessional die ze zijn en waartoe ze zijn opgeleid. Huub: ‘Dan gaat het nog wel eens om therapeuten die hun complementaire praktijk erbij zijn gaan doen vanuit een spirituele gedachte, vanuit wellness of als een verlengde van hun schoonheidssalon. Combinaties die vaak echt mank gaan. Tegen die therapeuten zou ik willen zeggen: ‘Je bent een zorgprofessional die onder een wettelijk kader valt, hou daar rekening mee. Je werkt met mensen en je werkt met gezondheid, doe dat serieus. Zorg dat je praktijk representatief is voor je vak en dat jij dat zelf ook bent.’
Of Huub nog in het complementaire veld blijft werken, kan hij nu nog niet zeggen. ‘Alles staat voor mij open. Momenteel werk ik parttime voor een bedrijf dat een traditioneel kruidengeneesmiddel op de markt brengt en heb ik daarnaast een tijdelijke functie bij een apothekersorganisatie. Dat laatste vanwege mijn apothekersachtergrond. Wat ik hierna ga doen? Ik kijk wat er op me afkomt. Ik geloof dat als ik ruimte creëer, de energie vanzelf gaat bewegen en nieuwe mogelijkheden zich zullen aandienen.’